Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE2552

Datum uitspraak2002-05-15
Datum gepubliceerd2002-05-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200104088/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200104088/1. Datum uitspraak: 15 mei 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: appellante, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 15 juni 2000 (lees: 15 juni 2001) in het geding tussen: appellante en de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch. 1. Procesverloop Bij besluit van 7 maart 2000 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch de aan appellante verstrekte voorwaardelijke toevoeging met terugwerkende kracht ingetrokken en niet in een definitieve toevoeging omgezet. Bij besluit van 14 juni 2000 heeft de raad voor rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch (hierna: de raad) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie voor bezwaar en beroep van 17 mei 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij uitspraak van 15 juni 2000 (lees: 15 juni 2001), verzonden op 22 juni 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij faxbericht van 3 augustus 2001, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Dit bericht is aangehecht. Bij brief van 15 oktober 2001 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 april 2002, waar partijen niet zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat artikel 9 van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand zich er tegen verzet de door appellante ontvangen schade-uitkering, die strekt tot vervanging van het bij haar gestolen Swarovski-kristal, bij de vaststelling van haar vermogen buiten beschouwing te laten voor de vraag of zij op voet van de Wet op de rechtsbijstand voor een definitieve toevoeging in aanmerking kan komen. Appellante heeft in hoger beroep geen argumenten aangevoerd die een ander licht op de zaak werpen. 2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat. w.g. Van Wagtendonk w.g. Boot Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2002 202.